======================================================== -->
Welkom Wandelingen Evenementen Dankwoord

Abdijhoeve Hof te Reepingen

Na 100 jaar opnieuw samen met Stoeterij Haras de Vollezeele

Aarde die de namen van onze voorouders kent

In 1927 heeft onze (over)-overgrootvader Philemon De Vos, actief op het Hof te Walfergem-Assche (Brab.), over de koer van het Hof te Reepingen gelopen toen hij de dekhengst 'Prince Leopold' kwam bekijken. Hij heeft toen met Alfred Vanderscheuren overeengekomen om minstens twee van zijn merries door de voormalige kampioen te laten dekken. Na betaling van de verschuldigde som ontving hij een gedenkplaat met daarop een afbeelding van Prince Leopold (zie foto), de stamvader van twee veulens uit 1927. De bewuste merries stapten toen van Walfergem bij Asse tot Vollezele om Prince Leopold te ontmoeten.
In 1928 liet hij zijn merrieveulens inschrijven in het Stud-boek onder de namen 'Mouche en Margot de Walfergem'. Eén van zijn kinderen Ferdinand De Vos heeft samen met zijn echtgenote Justine Van Laethem op het Hof te Wolsem de familiale boerderij met vijf Belgische trekpaarden verdergezet. Tot 1949, toen ze hun eerste tractor een Fordson kochten, werd alle werk op het land met krachtige merries gedaan. Na de aankoop van de tractor bleef er nog steeds één trekpaardmerrie op de hoeve. Zij bewerkte de hoeken en de kleine stukken land.
Hun zoon U. De Vos trok met L. Vanderroost naar Denderwindeke om er haar ouderlijke boerderij over te nemen. We herinneren ons nog levendig het Hof te Reepingen, geflankeerd door vele kleurrijke hortensias, toen we het overtollige graan van de akkers vervoerden naar de graansilo's te Vollezele.

In de sporen van de abdij: het Hof te Reepingen onthult zijn verleden

Het Hof te Reepingen is één van de vier belangrijke hoeves die de Abdij van Vorst bezat ten tijde van het ancien régime (periode 1130 en 1136). De Abdij van Vorst verpachtte de hoeve en vroeg als pacht niet alleen een jaarlijkse geldsom, maar ook een gedeelte van de granen, groenten, hooi, vee, boter, eieren. Aangezien het Hof te Reepingen twee woningen herbergt moest de pachter daarbij nog werkprestaties leveren (bv. hout voor de kachel, onderhoud van de herenwoning,...).
Op 16 december 1690 werd tegen het avonduur Vollezele door het Franse leger van 7000 ruiters platgebrand. Na de brand en vernieling werd tussen 1702 en 1720, ten tijde van het Oostenrijks bewind, het Hof te Reepingen opnieuw opgetrokken door de Abdis van de Abdij van Vorst. In de schuurgevel prijkt haar wapensteen (zie foto). Zij richtte het Hof te Reepingen in als een tweewoonst: een boerenhuys voor de pachter en het herenhuys voor de eigenaar.
De Abdij van Vorst was niet zozeer een plaats voor vrome zielen, maar zoals de heer Gilbert het wou vooral een beschermd tehuis voor dochters die niet konden of mochten huwen, of voor weduwen die onbeschermd achterbleven. De adelijke titel en de hoge 'dos’ (een bedrag dat bij intrede moest worden betaald) maakte van de Abdij van Vorst iets exclusief.
Het herenhuys diende waarschijnlijk als buitenverblijf voor de dames en weduwes. Hier hadden ze niets te kort en werden ze op hun wenken bediend. De ommuurde tuin zorgde voor nodige discretie. In het wagenhuys in de weide stonden hun koetsen en paarden gestald. De knechten en dienstmeiden sliepen waarschijnlijk in de knechtenwoning gelegen in de hoek van de binnentuin.

Eeuwen in Pacht, uiteindelijk van Eigen Hand

De oudste gekende pachter/landbouwer van het Hof te Reepingen was Wouter van den Heetvelde en dateert van 1437. De ene pachter volgde de andere op in de loop der jaren. Na 1618 werd Raes Pardaens pachter. Verdere opzoekingen moeten duidelijkheid brengen wie er eigenaar werd van het Hof te Reepingen ten tijde van de Franse Revolutie. De fam. Demiddeleer bezat het Hof te Reepingen in 1810-1811. Zij heeft de toegangspoorten van het hof gebouwd of vernieuwd. Om deze klus te klaren hadden ze twee jaren nodig. Dit kan je zien aan de houten latei van de inrijpoort waar het jaartal 1810 staat, terwijl de poort zelf het jaartal 1811 draagt. Ook de windmolen, genaamd 'de Middeleers Molen' gelegen op Craynem of een paar honderd meter verder dan de abdijhoeve was één van de familiale bezittingen. In 1835 schonk Th. Demiddeleer - Thienpont het Hof te Reepingen aan hun dochter Rosalia Demiddeleer, zus van Jan-Baptist een prominente Vollezelenaar. Zij huwde met Carolus Pardaens en bezaten in 1855 23 Ha en 76 a grond in Vollezele. Hun zoon Franciscus Pardaens, gehuwd met Flora Castaigne, zette het werk van zijn ouders voort. Hun enig kind, Charles Jozef Pardaens, heeft in 1920 zijn nalatenschap openbaar verkocht.
Op dat moment heeft de paardenkweker en veearts Alfred Vanderscheuren het Hof te Reepingen gekocht. Samen met zijn broer vormde hij de abdijhoeve uit tot een prachtige stoeterij. Hier werden, recht tegenover zijn ouderlijke thuis, zijn trekpaarden op een imposante stoeterij gepresenteerd en verkocht. In de paardenstallen, gelegen langsheen de toenmalige gekasseide weg, stonden de Belgische trekpaardhengsten zoals de kampioen van 1920 'Prince Leopold'.
Alfred Vanderscheuren en zijn broer bleven jonkman (of ongehuwd) en hun 'Hof te Reepingen' werd verkocht. Uiteindelijk kwam de hoeve bij de huidige eigenaars terecht, die het Hof te Reepingen met veel liefde restaureerden en er een fijne thuis van maakten.